De Rheinsteig, meerdaags trailplezier op hoog niveau

Eind december verruilde ik het kerstdiner voor een trailavontuur op de Rheinsteig. Met slaapspullen en een hoofd vol plannen zou ik het wel een paar dagen uit kunnen houden. Luchtige, filosofische en natte passages wisselden elkaar af. Hoe het precies liep, kan je in dit verslag lezen.

 

26 december, Deutsche Eck, Koblenz, Duitsland. Een koperen Koning Willem I torent protserige op zijn paard hoog boven de Rijn uit, op een reusachtig sokkel ter grootte van een gebouw. Het symbool van het Duits nationalisme ligt op de plek waar de Moezel in de Rijn stroomt. Vanuit mijn zichtpunt ligt het controversiële gedenkteken nietig klein te zijn, want ik sta hoog en aan de andere kant van de Rijn: “Rechtsrheinisch” zoals de Duitsers zeggen. Aan de oostoever. Als hardloper is mijn visie op de stad en haar monumenten sowieso ver en vaag, Koblenz is slechts het startpunt van mijn tocht. Bovendien zit ik midden in een korte, felle regenbui. Geen Weisse Weihnachten zoals ik had gehoopt, maar grau und mal Farbenfroh. Het zijn regenbogen die regelmatig de sfeer bepalen, tussen de buien door.

 

 

Het lijkt wel of ik Koblenz niet van me af geschud krijg, de televisietoren blijft zichtbaar en terwijl het rap donker wordt, licht die toren hardnekkig op, met rode puntjes. Ik ben veel later vertrokken dan ik had gepland, pas om 15.30 stapte ik met hond, rugzak en wandelstokken uit de auto. De vertrektijd is eigenlijk het enige dat ik gepland had: hoeveel dagen ik ga lopen, waar ik ga slapen, of ik iets te eten kan kopen, wanneer ik weer terug ben? Keine Ahnung, ik weet het niet. Dat ongeplande, me over geven aan het onbekende, ik hou daar van, al moet ik me wel ergens over heen zetten. Zo’n tocht lopen vraagt om een ander soort bewustzijn. Je luie hersens moeten voortdurend de scenario’s langs lopen in een helderheid waarin het om overleven gaat. Om essentiële zaken als voedsel, warmte, bescherming tegen gevaren. Het is een vaardigheid die ik regelmatig train, die me mentaal wapent voor het lopen van ultratrails. In het dagelijkse leven wordt je bediend met voorspelbaarheid en comfort en de meeste mensen zijn zich niet eens meer bewust van die mentale bron die iedereen in aanleg bezit. Van de rekbaarheid in je bewustzijn.

 

Ik ga old school lopen, met een gewoon horloge dat alleen de tijd aan geeft. Verder heb ik een toeristische geplastificeerde wandelkaart bij me van 1 op 25.000 en een oude Petzl. De lezer wil natuurlijk weten: welk model en hoe veel lumen lichtopbrengst hij heeft. Sorry jongens, het ding is ook een oudje, ik gebruikte die vroeger tijdens huttentochten in de Alpen om in het holst van de nacht op de slaapzaal mijn spullen te pakken, terwijl de rest nog lag te ronken. Nachtelijke trails doe ik zonder tig lumen. Ik vertrouw op een vaardigheid, die door trailers getraind kan worden, maar voor de meesten onbekend is: proprioceptie. Dat zal ik nog wel eens een andere keer toelichten. Ook oriënteer ik me ‘s nachts op de staart van mijn hond.

 

 

Over honden en hardlopen, dat levert me meer keuzestress op dan mijn trail gear. Met 10 honden thuis is het assortiment groot. De regen sluit in ieder geval mijn sledehond uit, zij heeft een rothekel aan nattigheid. Ik neem Jill mee, de Border Collie die ik op langere tochten mee neem. Zij is onvermoeibaar. Ze is een erg schuwe en angstige hond die niet blaft bij gevaar. Bij ontmoetingen met enge mannen of een horde wilde zwijnen hoef ik dus niet op haar te rekenen.

 

Het enige nieuwe snufje dat ik mee neem, is de Ultrapsire Fastpack. Een rugzak, gemaakt voor langere trails waarbij je meer spullen mee kan nemen. Over de Fastpack kan je meer lezen in de review die ik er eerder deze week over schreef.

 

Met het oversteken van de rivier de Lahn verlaat de Rheinsteig langzaam de stad. Bij het dorp Lahnstein is er nog een laatste stedelijke oprisping, er torenen flats boven de bossen uit, het is een kuuroord met hotels. De architectuur doet me denken aan Russische voorsteden en het spookstedelijke gevoel van godverlaten Franse skioorden in de zomer komt in mijn herinnering naar boven. Het is de eerste en enige plek waar ik die dag mensen op de route tegen kom. Mensen die voor het kerstdiner nog even een frisse neus halen, tussen de buien door.

 

 

Ik verlaat de asfaltwoestenij voor bossen, een mooie afdaling richting een dorpje aan de Rijn volgt. Jill loopt volgens haar eigen ritueel: ze rent vooruit, draait, loopt terug, haalt me op, loopt vooruit, draait, loopt terug, haalt me op. Ook de Rheinsteig kent zo haar eigen ritme. Je klimt door bossen en over rotsen naar een hoog punt met prachtig uitzicht naar de overkant. En in de diepte, waar de Rijn ligt. Ook zie je meestal de berg waar je eerder liep en je kan het volgende bergje al zien. Daar ligt vaak een ruïne of een kasteel. Boven op het hoogste punt is het landschap kaal, grote akkers en weilanden met veel wind. Je loopt een paar kilometer vlak op die hoogte om dan weer met een boog een steil dal te doorkruisen: afdalend door dichte beuken- en eikenbossen naar een beek, om na de oversteek weer omhoog te klimmen. In die klimmen en dalen zitten soms behoorlijk technische stukken, luchtige en gezekerde rotsen van afbrokkelend leisteen. Die afwisseling van plateau, afdaling door eikenbos, beek over steken, rotsen beklimmen, uitzichtpunt genieten, plateau op klimmen, gaat in een eindeloos ritme en met een respectabele hoeveelheid hoogtemeters gepaard. Gemiddeld 450 hoogtemeters stijgen en 450 meter dalen per 10 km.

 

 

De dag eindigt en in de schemering schuift het landschap naar andere dimensies. In het bos is het stil en donker, afdalend neem ik door geluiden en lichtjes de Rijn waar, die met grote bochten door de bergen slingert. Kleine boten in de diepte, de boemelende treinen die over een spoorlijntje langs de rivier tuffen, het stadje Braubach dat oplicht en waar de kerkklok aan geeft hoe laat het is. Mijn tempo vertraagt behoorlijk in het donker. De Rheinsteig volgt een smal pad in een steil zijdal, het Holderbachtal. In het licht van mijn lamp zie ik de ogen oplichten van dieren in het bos. Everzwijnen? Edelherten? Een vos? Ik raad maar wat. Jill snuffelt en wijst de dieren aan door stil te staan, alsof ze een rondleiding geeft en ik ben de toerist. Ze blaft niet en jaagt niet. Het regent een beetje en de spetters vliegen door het licht van mijn hoofdlamp. Het pad buigt af naar het ruisende riviertje beneden, ik loop rechtdoor op een pad dat alleen dieren en jagers gebruiken. In de steile wand is er een kleine holte waar ik tussen ielige eiken een slaapplek kies.

 

 

Uit de Ultraspire Fastpack trek ik de bivakzak en een slaapzak die er in gepropt zitten. Een bivakzak is zoiets als een tent zonder stokken, eigenlijk een grote plastic zak waar je droog in kan overnachten. Ik maak Jill vast aan het aantrektouw van mijn bivakzak. Ik ben anders bang dat de angsthaas ’s nachts wegrent en ik haar kwijt raak. Zij krijgt droge hondenbrokken, ik eet sportrepen die daar op lijken. Het is doodstil in het bos. En donker. Ik lig alleen in een slaapzak, op tweede kerstdag. Terwijl mijn lichaam rust, jagen gedachten als wolken in een storm door mijn hoofd en mijn fantasie gaat met me aan de loop. Ik zie voor me dat er een groep wilde zwijnen op visite komt. Ik ben me er van bewust dat ik op de grond lig. Alleen. In het bos. Met als enige wapen suffe wandelstokken. Zouden ze in mijn haren snuffelen? Ik kan ze al bijna horen knorren, de stugge bruine haren voelen, de slagtanden met bellenblazend kwijl zien en kijk ze al bijna recht in de meedogenloze kraalogen. Zouden ze me beroven van de notenmelange, de tube gesuikerde melk, de appel en de sportrepen die ik in mijn rugzak heb? Ik denk aan kamperen in gebieden waar wilde beren leven, dat je dan je eten in een zak hoog in de boom moet hangen, ver van je kwetsbare mensenlijf. Ik denk aan Jill die aan mijn bivakzak gebonden zit, aan haar kracht en wat er gebeurt als zij angstig wordt en in paniek weg rent. Ik zie voor me hoe ik het ene moment zorgeloos lig te slapen en het volgende moment stuiterend door de kloof zweef, in mijn mummyzak de steile helling af, aan mij vast een paniekerige hond. Ik moet lachen om mijn eigen fantasie en als de doemscenario’s weg trekken, val ik in een lichte slaap. Bij opklaringen schijnt er een volle maan in mijn gezicht die me wakker maakt. Telkens als ik wakker word, kijk ik naar de maan, die met een boog langs de hemel beweegt. Ondanks mijn muts en kleding heb ik het koud met een natte nek. Regenbuien maken me wakker omdat mijn gezicht vrij ligt. Ik kruip wat dieper in de zak. Na een regenbui volgt een kietelbeurt: Jill heeft dorst en likt de waterdruppels, die op de bivakzak blijven liggen, één voor één op. De eerste keer dat dit gebeurt, lig ik te slapen en schrik ik wakker van de druk van een hondentong op mijn buik. Mijn lachsalvo echoot door het stille bos. Je maakt toch vreemde dingen mee als je de Rheinsteig loopt.

 

 

Om 5 uur is het tijd om het kamp op te breken, mijn stijve rug te strekken, wat te eten en te vertrekken. De Fastpack bevat twee grote bidons en ik drink er één leeg. Ik ril van de kou en vermoeidheid. Om terug te komen op die overlevingsflow, het gaat voor mij verder dan basis-instincten over warm blijven en geen honger leiden. Het is een overtuiging dat je daden en ervaringen bepalen wie je bent. Het is bijna filosofisch, als existentialisme. Dat is volgens Wikipedia de filosofische stroming die ‘individuele vrijheid, verantwoordelijkheid en subjectiviteit voorop stelt. Het existentialisme beschouwt iedere persoon als een uniek wezen, verantwoordelijk voor eigen daden en eigen lot. De uitdaging van ieder individueel mens is om in afwezigheid van een transcedente god en binnen zijn absurd en zinloos bestaan zijn vrijheid te gebruiken om een eigen ethos op te bouwen en zodoende zijn bestaan zin te geven.’ Ambitie met een grote dosis relativerende humor, daar hou ik wel van. En als je de kerstdagen gebruikt om in je eentje door Duitse bossen te rennen, heb je ruimschoots tijd om dit soort dingen te overdenken.

 

 

De Rheinsteig volgt een scherpe haarspeldbocht van de Rijn en loopt parallel aan de rivier. Ik zie in het donker niet veel, alleen de lichtindrukken van miniatuur boten, wat auto’s en treinen. Het gaat me niet snel genoeg, ik heb moeite ritme te vinden en moet bergop wandelen. In het steile terrein maak ik goed gebruik van mijn stokken. Als langlaufer en skiker (skeeleren met stokken) ben ik gewend om met verschillende stoktechnieken mijn armkracht in te zetten. Afhankelijk van het terrein, schakel ik tussen 1 op 1 (1 stokinzet per pas), 1 op 2 (2 passen, 1 stokinzet) en soms zet ik allebei de stokken tegelijk neer om mezelf met één grote pas een rots over te duwen. Ik vind het een paar uur best wel saai, want na twee klimmen is de route een hele tijd redelijk vlak. Het is aardedonker, winderig en ik heb zin in koffie en een vers broodje. Toch passeer ik de dorpjes Osterspai, Filsen en Kamp-Bornhofen zonder te stoppen, het is belachelijk vroeg. Bij Bornhofen staan twee ruïnes uit de 10e eeuw naast elkaar, het zou gaan om de kastelen van twee broers die vanuit hun optrekjes met elkaar vochten.

 

Je struikelt hier over de kastelen, ruïnes, en geschiedenis. Het gehele dal van de midden-Rijn is door UNESCO tot cultureel werelderfgoed benoemd. De combinatie van de slingerende rivier in de bergen met de vele zijdalen, de wijngaarden, de vestingen op de rotsen en de kleine stadjes in het dal, is uniek en waardevol. Eindelijk wordt het licht! Ik passeer een nieuw aangeplante boomgaard met in elk jong boompje een vogelhuisje, het ziet er optimistisch uit in het ochtendlicht. Vlak voor Lykershausen, een dorp van enkele woningen, staat op een bordje aangegeven dat je bij de Oase wat kan eten of drinken. In het dorp passeer ik de piepkleine bijkeuken van een woonhuis. De Oase is een omgebouwde garage. Veel kerstverlichting en versiering nodigen me uit. Zal ik met een natte stinkhond en mijn natte stinkkleren bij iemand aan de keukentafel aan schuiven? Het ontbijt moet nog maar even wachten. Bij Kestert komt er eindelijk weer wat reliëf na een lange passage over het plateau, met prachtige uitzichten. Ook de natuur is op die steile hellingen ruig. De eiken groeien heel langzaam en krom en op de rotsen groeit mos. De rotshellingen worden in de zomer warm en via het Rijndal zijn er veel mediterrane planten en dieren naar het verder koele Duitse land verhuisd: smaragdhagedis, muurhagedis, vele vlinders en warmteminnende planten.

 

 

De Pulsbachklamm doorkruisen we, alweer een diepe kloof van een zijdal van de Rijn. Het pad gaat lang en steil naar beneden, gedeeltelijk via trappetjes. In het dal volgt met een scherpe knik de klim naar het volgende plateau. De Rheinsteig is zo goed aangegeven, dat verdwalen eigenlijk niet mogelijk is. Alleen bij de dorpjes moet je nog wel eens zoeken naar de bordjes met het symbool van de Rheinsteig: een witte rivierkronkel op een blauwe ondergrond. De aanlooproutes naar de Rheinsteig vanaf andere punten en stadjes zijn met hetzelfde symbool in geel aangegeven. Die gele bordjes schreeuwen:’dorp-koffie-mensen’ maar ik negeer die roep en loop verder. Onderweg zijn er informatiebordjes over de mijnen, vroeger werd diep in de rotsen lood en zink gewonnen in de groeve Gute Hoffnung. De erts werd aan de overkant van de Rijn verwerkt. Er lag zelfs een tunnel onder de Rijn waar een spoorlijntje doorheen liep. Er staan ertskarren in het bos en een ruïne van een luchtschacht is ook zichtbaar onderweg.

 

Er schiet iets bruins en fladderends voor mijn voeten weg, misschien wel een Hazelhoen, een zeldzame vogel. Het volgende dal is ook weer steil en hoog, maar het pad volgt hier hele lange haarspeldbochten naar beneden zodat ik tempo kan houden. Het heeft vanmorgen wat uren niet geregend, tegen de middag begint het steeds langer en vaker te regenen. Gelukkig is de route nu afwisselend en is er veel te zien. De Rheinsteig daalt af naar het stadje Wellmich dat direct aan de Rijn ligt, naar een molen met waterrad. Ik passeer Burg Maus, een indrukwekkend kasteel. Het schijnt dat de burcht Katz, die verderop ligt, er eerder was. Toen Burg Maus werd gebouwd, noemden de bewoners van de kattenburcht het kasteel spottend Burg Maus en die naam was blijkbaar een blijver. Ik vraag me af wat die mensen bezielde om zo veel burchten te bouwen, wat viel er eigenlijk te verdedigen hier? Al hardlopend krijg ik daar natuurlijk geen antwoord op. Tussen Katz en Maus zal het hier heel wat bloediger aan toe zijn gegaan dan in de tekenfilmpjes van Tom en Jerry.

 

 

De regen maakt me stijf en koud. Na de klim kan ik op het plateau niet meer zo goed tempo maken. Ik ben ook al meer dan 6 uur onderweg. Toch stop ik bij enkele hoge uitzichtpunten, het zicht op kastelen aan de overkant en het stadje Sankt Goar is prachtig. De volgende afdaling vraagt mijn concentratie, het is een steile en rotsige. Dan is er tot mijn verrassing een keuze, die niet op de kaart staat: de normale route, of de ‘alpiene’ weg via een echte “klettersteig”. Een klettersteig is in de bergen een weg over rotsenwanden met haken, ijzeren trappen, bruggen en staalkabels die je gezekerd aan je klimgordel beklimt of afdaalt. Omdat ik de Rabenacksteig af moet dalen, kan ik niet zien hoe steil en lang hij is en of er zekeringsmateriaal (gordel, haken) nodig is. Ik besluit toch een kijkje te nemen en deze alternatieve route te proberen. Er zijn enkele mooie passages, met als spannendste stuk een rechte ijzeren trap van 10 meter langs een loodrechte wand. De Rabenacksteig is kort en onderbreekt het loopritme, maar dat is de adrenaline meer dan waard. Ik kom eindelijk in een stadje aan, ik ben doorweekt en koud en moet echt ergens opwarmen. Jill lijkt onverstoorbaar.

 

Sankt Goarshausen ligt er verzopen bij. Niet alleen door de regen. Veel straten zijn overstroomd door de Rijn. Borden die boven de rivier uit steken verraden, dat er onder het water een weg ligt. De Rijn stroomt hard met bruin water. In het stadje zijn de meeste cafés dicht, ik krijg het nog kouder van het geslenter door de smalle Middeleeuwse straatjes, tussen de vakwerkhuisjes. Bij het station brandt het licht bij een bakkerij, die ook een kleine Stube heeft waar je koffie kan drinken. De hond mag zich daar ook even warmen. Ze staart met hypnotische grote ogen naar de vreemde mensen in de Stube, zoals alleen Border Collies dat kunnen doen. De ramen zijn beslagen en de zuurstof is uit de lucht, maar de koffie is warm, de broodjes vers, oude dames quatschen gezellig.

 

 

Ik loop verder, voor me ligt nog een mooie 20 km van de route naar het stadje Kaub. Inclusief een bonus van 900 meter omhoog en ook weer 900 meter omlaag. Met onderweg het mythische hoogtepunt van de Midden-Rijn: de Loreley. Dit is een scherpe, steile rots waar de Rijn omheen slingert. In de bocht is er een gevaarlijke stroming, en schepen moeten er nog steeds uit kijken. Volgens het volksverhaal zat hier de nimf Loreley met haar gouden haren en gezang de scheepslieden gevaarlijk af te leiden. Jaja, geef de vrouwen maar de schuld, desnoods een verzonnen vrouw. Ik loop langs de toeristische gebouwen, klim over rotsen en de keurig aangelegde trappen omhoog naar de rots. Als een toerist van het uitzicht genieten lukt me niet meer, want de regen komt recht naar beneden. Foto’s maken als een toerist kan niet, mijn smartphone is niet waterdicht en al akelig nat. Zelfs in de kille buien zie je dat het landschap mediterraner wordt, met meer wijngaarden. Ze liggen er dor bij en de regen helpt ook niet om er een scherp beeld van te vormen, maar ik kan me voorstellen dat het in dit nauwe dal heerlijk warm kan zijn. Na Kaub, het stadje waar ik naar toe wil, wordt het landschap vlakker, ronder en met meer wijngaarden. Daar zal ik mijn volgende slaapplek zoeken.

 

Ergens onderweg krijgt de beslissing vorm in mijn hoofd, om terug te keren naar Sankt Goarshausen en daar de trein terug naar de auto te nemen. Het is de regen, de kou, het gebrek aan snelheid, het idee dat ik het wel gezien heb na de passage van het overdreven toeristische Loreley. En als ik een bordje Rheinhöhenweg zie die een alternatieve route biedt, terug naar Sankt Goarshausen, dan neem ik het besluit en keer terug naar het kille stadje aan de overstroomde Rijn. Terwijl we op de trein wachten, trakteer ik Jill op een hondenpasteitje, want er ligt een supermarkt naast het treinstation.

In de trein bereken ik dat ik ongeveer 70 km heb gelopen in de afgelopen 2 dagen, met zo’n 3000 hoogtemeters. Niet veel. Maar als je van tevoren je doelen niet vast legt in getallen, feiten en cijfers, hoef je hier geen mening over te hebben. Het was gewoon een bijzondere ervaring, niet meer en niet minder. En hier ga ik zeker nog eens terug komen in een ander seizoen. Van het treinstation waar ik uit stap naar de auto is het nog een half uurtje lopen. Ik ben nog steeds koud en nat als ik bij de auto kom, maar droge kleren liggen al klaar en het is maar een paar uurtjes rijden naar huis.

 

Reactie schrijven

Commentaren: 1
  • #1

    Juicers Reviews (vrijdag, 26 april 2013 18:52)

    I shared this upon Facebook! My friends will definitely enjoy it!

Trail running is a way of life. Zwerven door de natuur, met en zonder honden, is mijn passie. Via deze website deel ik mijn liefde voor hardlopen en respect voor de natuur.